Over

In een samenwerking tussen Historisch Goud en Schunk* worden er vanaf 26 november evenementen georganiseerd in Heerlen en omstreken, waarbij subculturen en hun cultuurhistorische achtergrond aan bod komen. Tijdens deze ‘themamaand’ willen we Heerlen bewust maken van de rijkdom aan subculturen – want ook dit is erfgoed.

De eerste helft van de twintigste eeuw bepaalden de mijnen alles in Heerlen en omstreken. Ze vormden het landschap: de grote bouwwerken en puinheuvels waren een vertrouwd beeld. Ze boden werk en trokken industrie naar de mijnstreek. De mijnen en de kerk vormden een hechte eenheid, die in het verenigingsleven voortvloeiden. In 1965 werd echter aangekondigd dat de mijnen werden gesloten, en in operatie “Van Zwart naar Groen” werd van 1974 tot 1978 de streek gesaneerd. Alle karakteristieke gebouwen van de mijnen werden gesloopt, totdat het leek dat deze helemaal niet bestaan hadden. In De Antistad noemt Maurice Hermans het resultaat van deze grootschalige operatie een identiteitsloos landschap. Een landschap waar de bevolking geen binding mee had – artificieel en leeg. “De stedenbouwkundige interventies halen niet alleen de schoorstenen, koeltorens en steenbergen, maar ook het hart, de trots, de ziel uit de samenleving.” (p. 60)

Plezier, dat maak je zelf

Voor de jongeren die in dit landschap opgroeien is er niet veel te doen. In de jaren zestig en zeventig zijn er weinig vrijetijdsbestedingen beschikbaar. Volledig in de geest van de tijd, zijn veel jongeren echter wel muziekliefhebber: een factor die zowel verenigt als verdeelt. Vrijetijdsbesteding draait dan bij veel jongeren ook om het verkrijgen, delen, en beluisteren van muziek. In de jaren zeventig doet disco en soul zijn intrede, maar ook punk. Later komen onder andere ook new-wave, gothic, en gabbermuziek langs. Rondom deze muziekgenres vormen zich subculturen – groepen jongeren die hun eigen normen en waarden kennen, hun eigen rituelen en gedragscodes, meestal herkenbaar aan een bepaalde kledingstijl. Subculturen zijn een internationaal fenomeen, die ook in de mijnstreek hun unieke inbedding kregen.

De uitgaansgelegenheden in Limburg hadden dan ook allemaal hun eigen publiek. Zo draaide de beruchte Shangri-La vooral soulmuziek, terwijl de Femina een alternatief publiek trok. Heerlen had een groot aantal cafés, maar ook in de omliggende gemeentes waren er jongerensociëteiten waar op zaterdagavond biertjes gedronken en muziek geluisterd werd. Vaak ontstond zo’n jongerensoos onder kerkelijk gezag, die er toezicht op hield dat het niet te bont werd gemaakt.

Anders dan hedendaags, was een avondje uitgaan een hele tocht. Vaak trokken mensen van kroeg naar kroeg – de ene omdat het bier goedkoop was, de ander had betere muziek of misschien was de derde toch ook gezellig. Binnen het centrum van Heerlen was dat te voet nog wel te doen, anders ging men op de brommer.

Vreemde snuiters

In tegenstelling tot nu waren de subculturen in de jaren zeventig tot en met negentig duidelijk omlijnd. Herkenning is essentieel bij een subcultuur: vandaar dat subculturen vaak opvallende kledingstijlen hebben. New-wavers dragen bijvoorbeeld voornamelijk zwart, terwijl gabbers het liefst rondlopen in een trainingspak en Nike schoenen. Deze groepen gelijksoortig geklede jongeren die zich niet hielden aan gangbare sociale normen werden vaak argwanend bekeken, of zelfs als bedreigend gezien. Hoewel het gedrag van de leden voor de buitenwereld vaak onbegrijpelijk is, is bij een subcultuur horen voor veel jongeren waardevol. Door de hoge werkeloosheid, was er weinig toekomstperspectief. Subculturen zetten zich in de regel af tegen elementen van de gevestigde orde; de onvrede met de uitzichtloosheid voor veel jongeren in de mijnstreek uit zich door zich aan te sluiten bij een subcultuur.

Het is belangrijk om subculturen niet te bekijken als een struisvogelreactie op een moeilijke tijd. Veel jongeren waren juist erg geëngageerd, en binnen de context van de subcultuur borrelde veel creativiteit. In de regio ontpopten zich talloze DJs en amateurbandjes. Omdat binnen het reguliere cultuuraanbod geen ruimte was voor alternatievere muzieksoorten, werden er muziekavonden georganiseerd waar toevallig plaats was, waarbij het initiatief bij de jongeren zelf lag. Een goed voorbeeld van de vasthoudendheid waarmee men deze ruimtes verdedigde is de geschiedenis van de Nor. In 1969 opgericht door een aantal studenten uit de buurt die in Aken studeerden, ontwikkelde de Nor zich snel van een studentensociëteit tot een poppodium. Twee maal werd het pand waarin de Nor gehuisvest was aangewezen voor sloop. Het derde pand was ongeschikt vanwege geluidsoverlast. Iedere keer bleef de stichting bestaan door de aanhoudende inzet van vrijwilligers.

Op een individueel niveau gaven subculturen houvast. Het gaf een leidraad voor talloze aspecten van het leven: welke kleren te dragen, welke muziek te luisteren, met wie je het beste om kon gaan, waar rond te hangen, en zelfs je politieke smaak. Hoewel de stratificatie niet overdreven moet worden, vond er redelijk weinig vermenging plaats. Vriendschap buiten de eigen clique was natuurlijk mogelijk, maar een vriendje of vriendinnetje in een andere subcultuur was not done. Sommige groepen botsten, zoals skinheads en new-wavers, en deze vermijdden elkaar dan ook, behalve om te provoceren.